De soorten in een mengsel bepalen de zaaidiepte
Ervaringen leren dat gras gezaaid moet worden op een diepte van 0,5 tot 2 centimeter. Maar het bepalen van de beste diepte is niet eenvoudig. Graszaadmengsels bestaan uit verschillende rassen en soorten en die hebben hun eigen optimum. Om praktijksituaties beter te onderbouwen heeft Barenbrug in samenwerking met het STRI (Sports Turf Research Institute, Bingley Engeland) een uitvoerige proef gedaan met verschillende mengsels met daarin Engels raaigras, veldbeemd, rietzwenk, roodzwenk en ruwe smele. De proef is in het najaar gestart. De mengsels werden op twee verschillende zaaidieptes gezaaid. Na een jaar is de compositie van de mengsels opgenomen. Het controleveld was ingezaaid met puur Engels raaigras. Zie tabel 1 voor de beproefde mengsels en de gebruikte zaaidieptes.
Engels raaigras en veldbeemd
De mix met Engels raaigras en veldbeemd heeft een compositie die heel dicht bij de SV 7 komt. Omdat het gras in het najaar gezaaid is, loopt de vestiging na waarneming 4 (oktober) minder snel door. De conclusie is dat een ondiep gezaaid SV 7 mengsel een beter resultaat zal geven dan een diep gezaaid SV 7 mengsel. Bij een ondiepere zaaiwijze zal wel de watervoorziening goed in acht genomen moeten worden: het zaad mag immers niet verdrogen tijdens het kiemproces.
Rietzwenkmengsel
Het rietzwenkmengsel heeft een betere veldbezetting bij een diepere inzaai. Zaad van rietzwenk is immers erg gevoelig voor uitdroging tijdens de kieming. Door de diepere inzaai komt het zaad beter in contact met de grond en is de kans op indroging bij sterke zonneinstraling aanmerkelijk kleiner. De huidige profielen van sportvelden worden echter zo aangelegd dat het water snel wordt afgevoerd, niet om water voor kiemend zaad beschikbaar te hebben. Conclusie: rietzwenkmengsels geven betere resultaten bij een voldoende diepe inzaai (15 - 20 mm). Rietzwenk is erg gevoelig voor watertekort tijdens de kiemperiode, maar te veel water bij hoge temperaturen kan ook veel schade (Pythium of Brownpatch) geven.
Ruwe smele mengsel
Ruwe smele is al jaren een door Barenbrug gebruikte soort in verschillende mengsels. Het fijne zaad van deze soort is een reden om mengsels met ruwe smele niet te diep weg te stoppen. Ook is de graskwaliteit sterk gecorreleerd met de bedekkingsgraad. Dus door een goede zaaidiepte te kiezen, verbetert ook de kwalitiet van de grasmat.
Mengsel bepaalt diepte
Mengsels worden altijd in een gewichtspercentage geleverd. Een SV 7 mengsel heeft 75% van het gewicht van Engels raaigraszaad en 25% van het gewicht aan veldbeemdzaad. Omdat het gewicht per zaadje zo verschilt - Engels raaigras zaad weegt 10 keer zoveel dan veldbeemd - geven deze percentages nog niet gelijk een garantie voor dezelfde verdeling op het veld. Een plant van Engels raaigras heeft een snellere groei tijdens de vestiging en zal ervoor zorgen dat de kleinere veldbeemdplanten in het begin meer weggedrukt worden.
Eindconclusie
1. De zaaidiepte is belangrijk bij inzaai of doorzaai
2. Beschikbaarheid van vocht is cruciaal voor het kiemende zaad
3. Mengsels met veldbeemdgras mogen niet te diep gezaaid worden, let daarbij op de vochthuishouding
4. Rietzwenkgras heeft een betere veldbezetting bij een diepere inzaai
5. Mengsels met ruwe smele mogen niet te diep gezaaid worden, let daarbij op de vochthuishouding
6. Let altijd op de vochthuishouding na de in/doorzaai. Kiemend zaad heeft vocht nodig voor een goed kiemingsproces.