LMT - Less Mowing Technology

De sleutel tot het succesvol zijn van mengsels zoals Mow Saver en Low Maintenance is de “Less Mowing Technology (LMT)”. In uitgebreide meerjarige proeven is het hele Barenbrug rassenportfolio gescreend op een aantal groeikarakteristieken. Less Mowing Technology berust op de uitgekiende combinatie van een lage productie van maaisel (biomassa) en een lage groeihoogte ten gevolge van een trage hergroei. De rassen die hieraan voldoen dragen het Less Mowing Technology en worden toegepast in de mengsels Mow Saver en Low Maintenance. 

 

In meerjarig onderzoek bij het Italiaanse onderzoeksinstituut LANDLAB in Vicenza zijn zowel groeihoogtes als biomassa productie van Lolium perenne, Poa pratensis en Festuca arundinacea onderzocht. Enkele jaren later is dit ook voor Festuca rubra spps. bij Barenbrug Research in Nederland gedaan. Analyses van cumulatieve hoogtes en maaiselproductie over een groeiseizoen hebben aangetoond dat beide factoren positief gecorreleerd zijn. Dit betekent dat voortaan door een enkele grashoogtemeting van een ras met grote zekerheid mag worden gesteld dat dit ras ook weinig biomassa produceert.

 

Biomassa

Biomassa is voor een groot aantal rassen op twee locaties in Europa bepaald. Onderstaande grafiek geeft een overzicht van rassen Lp, Pp en Fr waarvan de cumulatieve biomassa is bepaald. De veel maaisel producerende rassen hebben een index die op 100 ligt; hoe lager de index (< 100) des te minder maaisel produceert het ras. Een ras met index 62 produceert dus tot 38% minder biomassa dan eentje met index 100.]

 

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de opgetelde versmaaigewichten van Engels raaigras rassen die gedurende de groeiseizoenen van 2013 en 2014 gemeten zijn.

 

 

Groeihoogte

Groeihoogte is het tweede LMT criterium. Een overwegend trage groeier zal ook laag blijven. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de cumulatieve maaihoogte van een aantal roodzwenkgrasrassen. Ervanuitgaande dat het ras met de grootste maaihoogte een index van 100 heeft komt het ras met de laagste groeihoogte uit op 77: een reductie van 23%.

 

Onderstaande grafiek geeft een overzicht van de opgetelde groeihoogtes gedurende het groeiseizoen. Verder geldt: hoe lager de index ook hoe trager de hergroei en dus hoe lager de groeihoogte.

 

 

Wanneer krijgt een ras het predikaat LMT?

Een ras komt in aanmerking voor predikaat LMT als zowel groeihoogte als biomassa productie tenminste 20% lager zijn dan het referentie ras in de proef. Voor roodzwenkgras bijvoorbeeld is Barustic als referentie aangehouden wat resulteert in een groeihoogtereductie van 23% bij Bargreen. Bij Engels raaigras is het voordeel groter en wordt een maaiselreductie van bijna 40% behaald.

 

Voor Mow Saver geldt dat in het mengsel 100% LMT rassen zitten die gemiddeld voor een voordeel / besparing van minimaal 35% zorgen. 

 

 

Hoe ziet het LMT onderzoek eruit?

LMT is ‘geboren’ op het onafhankelijke testcentrum Landlab in Vicenza (Italie). Hier zijn proeven uitgezaaid met het Barenbrug turf grass portfolio, zowel in langgerekte stroken (‘stripes’) als in vierkante vakjes (‘plots’). Doel van het onderzoek was de bepaling van de versgewichten van de rassen, groeihoogte van deze rassen én de correlatie tussen versgewichten (biomassa) en groeihoogte (in cm). Biomassa bepalingen vonden plaats op de stroken, de hoogtes werden op de plots gemeten. Het volgende protocol werd aangehouden:

 

  1. De biomassa werd verzameld en gewogen zodra het gras van het controlevakje een hoogte van 35 mm had bereikt. De biomassa geproduceerd door elk plot wordt gedeeld door het aantal dagen tussen twee opeenvolgende maaibeurten. Dit levert de wekelijkse biomassa productie op.
  2. Het verschil in hoogte van de plant tussen twee opeenvolgende maaibeurten werd gemeten and vervolgens gedeeld door het aantal dagen tussen twee opeenvolgende maaibeurten -> Hiermee wordt de wekelijkse groei berekend.
  3. Er werd een correlatie bepaald tussen de datasets van deze parameters.

 

Onderstaande foto’s geven een beeld van de maaiactiviteiten ten behoeve van biomassa bepalingen. 

Onderzoeksopstelling ten behoeve van de bepaling biomassa.

 

Falling disc plate t.b.v. hoogtebepaling

 

 

Correlatie

Indien de hoogtedata uitgezet worden tegen de biomassa data is er een zeer goede correlatie waarneembaar. Dit is het geval voor zowel de rassen die weinig biomassa produceren én voor de rassen die veel biomassa (bv. Barrage) produceren. Hieruit kan worden geconcludeerd dat volstaan kan worden met enkel een hoogtemeting om vast te stellen wat de groeikarakteristieken van het ras zijn én of het ras het LMT predicaat mag dragen.

 

 

 

bijlagen